Blog


3. De hoofddraaidagen en verder 

De hoofddraaidagen waren bijna een week avontuur, met elke dag een eigen uitdaging. Na alle ervaringen met de losse draaidag bij de bizons waren we allemaal goed op elkaar ingespeeld, en het leek op een kwestie van de planning goed uitvoeren en geluk hebben met het weer. De dag van te voren stond al het materiaal klaar in het busje bij mijn vader thuis, de scripts en routes lagen klaar en de Maashorst zou ons in de ochtend verwelkomen. Maar toen… Ik deed om elf uur 's avonds nog een laatste wijntje met Haroune en mijn pa, en keek toevallig nog even op mijn telefoon. Een minuut daarvoor had de geluidsman opeens afgezegd. Mentale problemen. Geen enkele indicatie gehad in de dagen ervoor. Fuck! Wat doe je dan? Filmmaken is netwerken, heb ik geleerd: iedereen in deze wereld leidt een hard ZZP-bestaan en is dagelijks koortsachtig bezig met contacten leggen en opdrachten vinden. Zodoende was er zelfs zo laat nog een kans dat we iemand konden vinden voor de dag erna. Druk stuurden we berichten in alle filmmakersgroepsapps en benaderden iedereen die we zelf kenden. Een paar mensen reageerden meteen, maar kostten ongeveer het halve budget van de film. Haroune kon uiteindelijk zijn huisgenoot Varya overtuigen om voor een behapbare dagvergoeding. Pfoe. Gelukt. Half één 's nachts, tijd voor nog een wijntje.

Na deze episode ging het gelukkig bergopwaarts. Mijn cameraman Sietse en ik reden vooruit en werden op het kantoor van Staatsbosbeheer verwelkomd door boswachter Marc. Vanaf deze locatie reden we door een grote houten poort het terrein op, en hobbelend over de modderwegen knalden we passend de muziek van Jurassic Park op de speakers. We hadden een flink grasveld ter beschikking en een omliggend bos. Vandaag en morgen hadden we tevens toestemming om vuur te stoken. Hoe leuk om lekker te fikken in een natuurgebied! Dat krijg je niet vaak in Nederland. Met een beetje vertraging kwam de rest van de cast en crew aan en konden we beginnen.

De eerste scène was het aanmaken van vuur, het vuur wat ons onderscheidt van de dieren. We gebruikten de techniek met een tondelzwam. Dit is een houtachtige paddenstoel die op berkenbomen groeit. De tondelzwam heeft als bijzondere eigenschap dat ie heel lang blijft smeulen als ie in vuur gelegen heeft, een oertijd aansteker. Rondtrekkende jagers-verzamelaars hoefden slechts zo'n zwam in een handig doosje mee te dragen naar hun volgende kamplocatie, en konden een droog bolletje hooi zo weer aanblazen. Voor ons ging het minder soepel. Vuur maken blijft een uitdaging, en het lisdoddepluis wilde maar niet branden. De droge dennentakjes gingen maar niet aan, en ik was genoodzaakt een dikke gasbrander erop te zetten om toch een lost shot van vlammen te krijgen.

Het zou deze dag keihard en lang gaan regenen, maar het bleek dat de radar van het KNMI technische fouten had. We hadden warme zon en een paar druppels regen. We werkten dierlijke broodjes, snickers en blikken Redbull weg en gingen de rest van de dag hard door met dialogen en vredige wandelshots. De terugweg gaf ons de uitdaging van de dag. We reden kletsend op de snelweg bij Uden, toen ik opeens een melding zag op het kleine LCD schermpje van het dashboard: "ACHTERKLEP OPEN". Huh, dat kan toch niet, dat hadden we wel gemerkt toch? Hoe lang stond dit er al? Ik keek achterom. "Holy shit mensen! De achterklep staat open!!" De brakke bus van Adrem was opengehobbeld en ik moest rap stoppen op de vluchtstrook. Godzijdank is er niets van de gear uitgevallen. We hadden zó een ongeluk kunnen veroorzaken…

Op dag 2 waren we ruimer bezet, Freek joined the crew, en we hadden een spectaculaire scène voor de boeg. Luqman, geïnspireerd door documentaires over hedendaagse sjamanen, gaf een spirituele performance rond ons kampvuur. Begeleid door het hypnotische fluitspel van Haroune bracht hij een ritueel tot stand rondom de tekening van een bizon op een schouderblad. De oertijd kwam echt even tot leven.

Een kleine alinea mag zeker geweid worden aan de scène met de krekels. In het verhaal gaan de jagers op zoek naar de bizons om een nieuwe tekening te maken. Oorspronkelijk leek het me heel vet om te laten zien hoe spoorzoeken in zijn werk gaat: een lange zoektocht naar tekens van dieren, bijvoorbeeld gebroken takken, mest of voetsporen. Bij Staatsbosbeheer kenden we inmiddels experts op dit gebied, maar het bleek in de uiteindelijke planning te tijdrovend om op te nemen. Ik had echter tijdens mijn voorbereidende onderzoek een idee gekregen. Ik probeerde de wereld van de Late IJstijd deels op te bouwen door te kijken naar verslagen over recente jagers-verzamelaarsstammen, de groepen mensen die ergens gedurende de afgelopen eeuwen nog steeds een traditionele levensstijl hadden. Denk bijvoorbeeld aan de Aboriginals in Australië, de San van de Kalahari woestijn of de Inuit van Noord-Canada. In dit geval keek ik naar de Cheyenne, een groep Native Americans die op de Great Western Plains leefden (totdat ze gedeporteerd werden naar South Dakota in de 19e eeuw). De Cheyenne leefden van de bizonkuddes. Soms kleurden die met miljoenen de praire zwart, maar soms waren ze nergens te bekennen. In meerdere bronnen las ik over een magische truc die ze gebruikten om de kuddes te vinden: ze pakten een krekel en keken waar de voelsprieten naar wezen. Dit gaf dan aan waar de kudde zou zijn. Dat was zo'n bijzonder idee dat ik het in de film wilde stoppen, je zou het zelf nooit verzinnen. Oorspronkelijk wilde ik deze scène op de losse draaidag filmen, en ik had een doos krekels besteld. Levende inderdaad; mensen kopen ze voor hun reptielen. Nu waren er wel krekels in het gebied waar we filmden, maar laat maar eens je productie afhangen van het vangen van zo'n beest. Een week lang hebben de krekels dus zitten tjirpen in de kelder van mijn flatgebouw, je hoorde ze elke keer als je thuiskwam. Deze batch had het wel zwaar, want ze hebben vijf van hun soortgenoten opgegeten, ook al zat er voer in de doos. Een paar zijn er ontsnapt en toen klonk het getjirp een avond lang door de hele wijk. We zijn er vervolgens op de losse draaidag niet eens aan toe gekomen om de scène te filmen, en ik heb de laatste overlevenden maar losgelaten op de IBB. Helaas kan ik het "No Animals Were Harmed" -label nu niet meer in de credits zetten. De tweede batch krekels was gelukkig een stuk vrediger. Ik raakte overigens stiekem gehecht aan hun geluid, en de buurvrouw zei dat ze het ook heel prettig vond. Bij het opnemen van de scène liet Marc ons toen weten dat de soort toevallig inheems was voor de Maashorst. We konden ze dus vrijlaten!

Hoe dan ook, de opnames waren gestaag verlopen, en we konden trots de dagen op de Maashorst afsluiten. Mijn pa maakte nog eens een heerlijk diner voor ons klaar, Angelique ging nog eens in bad terwijl wij de borrel begonnen. De volgende dag werden we officieel een internationale productie: we gingen filmen én overnachten in België. Dag 3 bracht ons op de Hoge Kempen, een prachtig natuurgebied ten Oosten van Maastricht. Ik had dit gebied uitgezocht omdat er hoogteverschillen waren en wijdse landschappen (de Maashorst was mooi, maar wel plat) en omdat er spectaculaire berkenbomen stonden. Met Google Maps en een kompas voor de zekerheid leidde ik iedereen op een trektochtje over de heuvels naar de schilderachtige boomgroepen. Luqman en Haroune hebben hier flink wat stekels in hun voeten moeten verduren, maar het zijn prachtige shots geworden.

De laatste dag was volledig geweid aan de grotscène. Het stortregende de hele dag, maar dat maakte niet uit, we filmden immers binnen. De archeoloog Jeroen Snelten had mij een serie verlaten mergelgrotten laten zien net over de grens bij Maastricht. Ze waren verlaten in de zin dat niemand er echt naar omkeek, je kon vanaf een wandelpaadje zo naar binnen gaan. Deze grotten waren in de 19e eeuw uitgehakt voor mergelwinning en vuursteen, verder zijn er alleen ooit herders in geweest om hun schapen te laten schuilen. De tunnels waren zo uitgehakt dat de wanden en plafonds er nog redelijk organisch uitzagen, zeker goed genoeg voor wat we wilden overbrengen. Begin dit jaar was ik er nog eens naartoe geweest met een paart maatjes om de locatie goed uit te testen. We hebben er toen vuur gestookt en een paar houtskooltekeningen gemaakt. Dat was erg leuk, maar voordat we het doorhadden was de rook zo dik geworden dat we helemaal misselijk naar buiten moesten. Het was een half uurtje echt prima en geleidelijk daarna niet meer uit te houden. Dat was voor onze filmplannen veel te kort, en ik kreeg de tip om een flakkerbak te bouwen. Dit is een speciale doos lampen die vuurlicht simuleert. Mijn broer is ontzettend handig met elektronica en samen hebben we een middag lang dikke gloeilampen aan TL-starters verbonden en ze in een doosje gemonteerd. Het werkte perfect, zo konden we alle dialogen opnemen met mooi vuurlicht zonder koolstofmonoxidevergiftiging op te lopen. Om de filmmagie te voltooien maakten we helemaal aan het einde van de dag toch het vuurtje aan. We hebben onze grottekening vervolgens laten zitten, evenals de handstencils die ik maakte. Aangezien ik er verder niks bij heb geschreven zullen er nu af en toe wandelaars naar binnen lopen en het idee krijgen dat ze in een oertijd grot zijn beland…

Supersupertrots riep ik voor de laatste keer "It's a wrap!". De opnames waren nu echt voorbij. Blij maar ook een beetje verdrietig konden we de draaidagen afsluiten met een showreel en een goeie borrel. We hadden deze dagen super hecht samengewerkt en een hele leuke band opgebouwd, en het was jammer dat het avontuur al voorbij was. Ik had voor de gelegenheid een fles Żubrówka Bison Grass Vodka geregeld.

De terugweg had overigens ook nog een verassing. Haroune was op twee plekken op de Maashorst een geleend artefact kwijtgeraakt, een mesje bij de bizons en een speerwerper + speer op de vuurlocatie. We wilden daarom nog even langsrijden met het busje om te proberen deze items terug te vinden. Google Maps leidde ons echter over een obscure modderige bosweg. We keken naar een flinke modderpoel en dachten dat we hem wel konden hebben, maar we raakten echt kansloos vast. Geen centimeter beweging meer in te krijgen, niet met takken eronder, met duwen of wat dan ook. Na lang bellen bleek dat de verzekeringen dit niet dekten. We vonden gelukkig een boer die ons gratis en voor niets uit de modder trok.

Toen alle spullen ten langen leste waren teruggebracht was ik dagenlang ziek, de film had me een van de mooiste maanden van mijn leven gegeven maar zette ook flinke druk op mijn lichaam. Ik vond het niet erg. De lange postproductiefase was begonnen. Met open mond keek ik telkens de beelden terug. Wow, dit heb ik gewoon echt gedaan! De eerste ruwe versie was na een paar weken klaar. Sommige scènes kwamen zo uit mijn dromen, andere vereisten nog een hoop gepuzzel, maar ik kreeg vertrouwen in het geheel. Een editor is op dit moment bezig om alle puntjes op de i te zetten. De premi``ere is eind september, en er is kans dat dat op een hele mooie locatie zal zijn. Moet een bijzonder filmpje worden.

2. De eerste opnamedag


In de aanloop naar de eerste, losse opnamedag was ik drie weken lang, elke dag met de voorbereidingen bezig. Ik ben zelden zo druk geweest, maar ook zelden zo gelukkig. Want de film ging er gewoon komen!! Als ik terugdenk aan deze weken weet ik zeker dat films maken iets voor mij is, aangezien ik de druk die op mijn schouders kwam met grote liefde droeg. Mijn drijfveer bleef.


Wat moest er dan nog allemaal gebeuren voor we echt de Maashorst op konden? Nou, de kostuums passen, de locatie verkennen, de crowdfunding onderhouden, laarzen regelen want het terrein bleek deels onder water gelopen, het script bijwerken, het script oefenen, een draaiplan maken, een shotlist maken, de opnameapparatuur huren, rondvragen voor extra kleding want we hadden blijkbaar nog niet alles, nadenken over wat we gaan eten, een transportschema maken, de materiaallijst opstellen, krekels bestellen, de callsheet maken, de krekels voeren, hopen dat het weer zou meevallen, een regenplan maken… omdat we een klein productieteam hebben kwam er veel op mijn bord terecht. Meestal zouden meerdere mensen dit allemaal oppakken. Maar ik vond het tof om te doen en heb er veel van geleerd.

Met mijn cameraman Sietse had ik op 1 mei alle spullen opgehaald in een brakke gehuurde bus. We hadden een dikke Panasonic met een ontzettend geile lens, een pareltje uit de jaren '70 zo lang als mijn onderarm. Toen kwam de dag inderdaad daar, 2 mei. Big Day. We hadden ongelofelijk veel geluk met het weer. Stralende, warme zon tot het eind van de middag, een paar wolkjes. Ergens daarna zou er wel een dikke storm komen. Maar we hadden de tijd.

De productie kwam enigszins stroef op gang. De acteurs gingen bij mijn pa thuis in Vlijmen in de schmink, maar er was een probleem met de kostuums. Het was niet duidelijk hoe de beenstukken, gebaseerd op de kleding van Ötzi, aan moesten. Ik had er notities over gemaakt, maar ik was met de rest van de crew al richting de Maashorst gegaan om de uitvalsbasis op te bouwen. Helaas vertraagden we zo wel driekwartier, en begonnen de opnames in totaal een uur later dan gepland.

Met iedereen in laarzen gehesen trokken we door het natuurgebied, onder begeleiding van boswachters Marc en Arjen. Door de hevige regenval was er op grote delen van de Maashorst een laag water komen te staan. Een vloek en een zegen, want hoewel de logistiek zo een stuk moeilijker werd gaf het gelegenheid voor prachtige shots. We liepen naar de eerste filmlocatie, een echt bizonkadaver. Staatsbosbeheer had haar een maand tevoren af laten schieten omdat ze oud en ziek was, er was geen kwaliteit van leven meer. In dit natuurgebied laten ze het kadaver vervolgens op een discrete plek liggen en vergaan. Toen ik met acteur Luqman en cameraman Sietse de locatie ging verkennen met de boswachters, lieten ze ons het verse kadaver zien, toen nog vol met krioelende maden. De verschijning was zo indrukwekkend, gaf zo'n heftig idee van de dood, dat ik het onderdeel wilde laten zijn van de film. Toen we er gingen filmen, op 2 mei, was het kadaver "droog", dat wil zeggen er was alleen nog huid en botten (en een hoop vliegen).

In totaal een uur later dan gepland ving dan eindelijk het filmen aan. Het was zo warm dat we de bontjassen, prachtig gemaakt van muskusrattenbont, niet konden gebruiken.

De eerste scène was eenvoudig: de twee hoofdpersonen ontmoeten elkaar bij het kadaver. Een begroeting, een omhelzing. Maar bij het eerste shot liepen we al tegen een van de moeilijkheden aan die ontstaan wanneer je een 'natuurlijke' oertijdomgeving wil scheppen: we hadden een prachtig wide shot opgezet, net een schilderij, maar in de hoek van het beeld zag je een geringde boomstam. Met een zaag was een rechte strook schors verwijderd, heel typisch modern spoor. Een andere hoek met de camera was echt minder mooi. Keuzes maken! We losten het op door een flinke tak voor de boom te leggen, en je moest daarna wel heeeeel goed kijken om de rechte ring te ontdekken.

Er ontstond bij het oefenen van de scène een interessante dynamiek tussen script en spel: het script was de richtlijn, maar er kwamen aanpassingen wanneer iets niet natuurlijk voelde. De acteurs hadden zelf regelmatig eigen inbreng wat betreft tekst en spel, en de scènes werden zo geleidelijk veranderd, verbeterd en verrijkt. Mijn streven om de deelnemers aan de film mede-eigenaarschap te geven lukte!

Met de ochtendscène voltooid hadden we nog ruim de tijd om te filmen bij de wisenten. We konden alle tijd nemen, wat ook nodig was, want de dieren werkten zoals verwacht niet meteen mee. Meebewegen met de natuur was ons motto. Ze stonden in dit geval, heel eerlijk, net op een kutplek. Voor een hekje en palen. En achter het hekje stond een meneer in paarse jas foto's te maken. Hij had de tijd van z'n leven zo dichtbij de kudde als hij was, maar ik beet op mijn kiezen omdat het niet zeker was of we het moneyshot konden draaien. Een moneyshot is het belangrijkste, meest spectaculaire shot wat je draait voor een film. In onze voorbereidingen was dit het shot waarbij je de acteurs tegelijk met de bizons zag, het magische moment waar je de aanwezigheid van de dieren echt maakt. Maar als de kudde gewoon geen zin had om op een mooie plek te gaan staan, dan was er helemaal niks aan te doen.

De kuddebeheerder, Arjen, zei dat we konden omlopen. Met een halfuur verder banjeren door het water konden we achter het hekje komen. Maar voor hetzelfde geld waren de dieren dan op een compleet andere plek. Ik stelde voor om te wachten. We konden blijkbaar vanaf hier wat meer het veld in lopen, en zo hopen op een betere hoek. De wisenten hadden ons inmiddels gezien en waren aan ons gewend, zodat we een stukje dichterbij konden.

En jawel! Ze gingen weg bij dat stomme hekje! Hoewel het niet de meest prachtige hoek was, kregen we de acteurs met kudde in beeld. Arjen zei dat we nog wel wat dichterbij konden, en dat we konden filmen vanaf een heuveltje midden op het veld. We liepen alleen met Arjen, de acteurs, Sietse en ikzelf, om onze aanwezigheid zo klein mogelijk te houden. De hoek was hier nóg mooier, en de kudde was op een weergaloze plek gaan staan. In een laag water, voor een schone bosrand met kunstige dennen en berken. En ze zaten te pronken, zo leek het, ze keken trots, spetterden water in het rond bij het lopen, en een van de dieren maakte een sprongetje. Dat deed ik ook. Ik had het niet durven dromen. We konden nóg een stukje dichterbij, en toen nóg een stukje. We zaten op slechts 50 meter van de wisenten. Ik kreeg tranen in mijn ogen omdat het lukte, na al die voorbereidingen was het magische shot gelukt.

En toen waren ze d'r kloar mee. 't Was mooi geweest. De hele kudde begon op ons af te lopen. Geen draf, maar wel een loopje met een duidelijke boodschap. Dit zag er spectaculair uit maar ook wel op de manier dat je dacht, "Nou, hier wil ik niet te lang naar blijven kijken." Het was ongelofelijk, maar in dezelfde minuut dat ze op ons af kwamen lopen verdween de zon achter de wolken en begon de wind te waaien. De storm kondigde zich aan. We pakten onze spullen en vertrokken. Het was 17:00, de werkdag was voorbij. It's a wrap!! 

1. Inspiraties en ontstaansverhalen

De prehistorie is altijd een bron van fascinatie voor me geweest. In de geschiedenisboeken op school werd er al zo mysterieus over geschreven, als een verloren tijd waar we maar weinig van weten. Bovendien was het gek hoe deze periode honderdduizenden jaren duurde, maar in een schoolboek over de hele geschiedenis slechts een paar pagina's kreeg. Alle periodes daarna kregen veel meer aandacht. Dit raakt aan de kern van wat de oertijd zo bijzonder maakt. Vanaf een gegeven moment liepen er mensen op deze aardbol rond die even slim waren als wij en even levendig de wereld ervaarden; maar ze hebben bijna niets aan sporen achtergelaten.

Dit bleef lange tijd op de achtergrond tussen vele andere interesses, tot ik drie jaar geleden binnen korte tijd een paar dingen zag die me tot het idee voor De Poten van de Bizon brachten. Eerst las ik Sapiens van Yuval Noah Harari. Een heel bekend boek dat het verhaal vertelt van de mens, van de aap tot de atoombom. Het eerste hoofdstuk voedde mateloos mijn nieuwsgierigheid. Harari schetst het jagers-verzamelaarsverleden als een wilde, onontdekte tijd waarin veel meer is gebeurd dan we ons ooit kunnen voorstellen. Hoewel archeologen al 200 jaar graven naar dit verleden en de onderzoekstechnieken steeds beter worden missen we nog altijd het grootste deel van de puzzelstukken. En sommige stukken zijn voor altijd verloren. Ik moest en zou meer te weten komen over de prehistorie.

Ik zag vervolgens de ijzersterke documentaire The Cave of Forgotten Dreams (2010) van de Duitse filmmaker Werner Herzog. Deze film gaf mij een samengestelde indruk: we kunnen ons nauwelijks inbeelden hoe lang de prehistorie heeft geduurd en hoeveel ervan is verloren, maar soms is er keihard bewijs van mensen die hebben geleefd, die de wereld even kleurig en levendig ervaarden als wij. Herzog kreeg voor deze film unieke toestemming van het Franse Ministerie voor Cultuur om opnames te maken in de Chauvet grot in Zuid-Frankrijk. Deze grot is pas in 1991 ontdekt, in onaangetaste toestand, en bevat honderden spectaculaire dierentekeningen. De locatie werd meteen voor het publiek afgesloten om de problemen van aantasting te voorkomen die ontstonden bij de beroemde Lascaux-grot. De documentaire bevat niet alleen prachtige beelden van de kunstwerken (sommige 30.000 jaar oud of meer) maar geeft de kijker ook veel stof tot nadenken. Onder begeleiding van dromerige muziek reflecteert Herzog op wat we zien, op de verloren wereld waarin de kunstenaars leefden, en op de ongelofelijke dingen die de wetenschappers hebben ontdekt. Zo zegt hij in zijn iconische voice over: "…there are figures of animals overlapping with each other. The striking point here is that after carbon dating, there are strong indications that some overlapping figures were drawn almost 5000 years apart." Hij reflecteert vervolgens: "The sequence and duration of time is unimaginably fast today. We are locked in history, and they were not." 5000 jaar! Hoe kun je je zo'n periode voorstellen? Ik dacht eerst aan de duur van de afgelopen vijf jaar. Vervolgens kon ik nog een redelijk beeld krijgen van hoe lang de laatste 50 jaar waren. De laatste 500 jaar worden al moeilijk. En dan 5000 jaar… Hoeveel gebeurt er wel niet in zo'n lange tijd? Hoeveel culturele veranderingen zijn er geweest tussen de mensen die de eerste tekening maakten en de tweede? Uit deze donkere zeeën van tijd komen de schilderingen van Chauvet naar boven als plotselinge lichtpunten, als een spetterende blijkgeving van menselijke aanwezigheid.

Nog een scène die dat sterk bij me teweegbracht ging over muziek. Er zijn in Zuid-Duitsland enkele fluiten teruggevonden van wel 35.000 jaar oud. Dit zijn 's werelds oudste muziekinstrumenten. Onderzoekers hebben exacte replica's van deze fluiten gemaakt, en ze bleken toen gestemd te zijn in de pentatonische schaal. Voor wie geen muzieknerd is: dit is een akkoord wat vandaag de dag nog steeds in veel muziek gebruikt wordt. We weten niet wie precies de fluiten maakten, wat voor deuntjes ze speelden en waarom, maar dát er iemand fluit speelde kunnen we vaststellen. Met zo'n vondst spreekt de oertijd opeens heel levendig. Ik kon de oertijd horen. Ik kon met dezelfde toonladder een deuntje spelen. Ik kon een fluitspeler voor me zien in een veld in de prehistorie. Een fantasie nog steeds, maar dan met een hele redelijke grond. En zo werd die fluit deel van mijn film, en een van de personages werd 'de fluitspeler' (bijzonder feit hierover: in de docu bespeelt een archeoloog genaamd Wulf Hein zijn replica van de fluit. Ik heb de man online kunnen vinden en gevraagd of hij me kon helpen met de film. Hij heeft toen een fluit voor me gemaakt, maar deze is vervolgens kwijtgeraakt in de post…).

Een latere scène toont de tekening die het verhaal van mijn film inspireerde. We zien eerst dierentekeningen die beweging suggereren: neushoorns die op elkaar in beuken en leeuwen die naar prooien om de hoek lijken te kijken. Dit alles op golvende rotswanden: "For them, the animals perhaps appeared moving, living… The walls themselves are not flat, but have their own dynamic, their own movement, which was utilized by the artists." Het lijkt in dit soort grotten vaak alsof de tekenaars oppervlaktes kozen die bijdroegen aan een 3D-effect, zodat lichaamsdelen werden benadrukt en een wand een verhaal kon vertellen. En toen toonde Herzog de bizon met de acht poten, een tekening die zeker geen anatomische fout bevatte: "We should note that the artist painted this bison with eight legs, suggesting movement, almost a form of proto-cinema." Wat een bijzonder schilderij! Mijn fantasie ging los op wat de mogelijke ontstaansgeschiedenis van de tekening. Hoe zou die prehistorische mens ertoe zijn gekomen om die bizon zo te tekenen?

Tenslotte las ik nog een boek, The Dawn of Everything (2022) van David Graeber en David Wengrow. Deze auteurs scheppen een grootse nieuwe kijk op de geschiedenis, gebaseerd op de nieuwste archeologische inzichten en een diepgaande blik op indigenous peoples, met een vleugje anarchistisch activisme. Het clichébeeld van de oertijd is dat mensen in "small, egalitarian roaming bands" leefden. Vrij en ongedwongen, zonder veel bezit of hiërarchie. Tot de landbouw roet in het eten gooide door een vaste woonplaats, bezit en zodoende maatschappelijke ongelijkheid te introduceren. Dit beeld, wat terugvoert op Rousseau, is inmiddels achterhaald door de archeologie, en wordt ook ontkracht door eigentijdse beschrijvingen van inheemse stammen die in Noord- en Zuid-Amerika leefden voor de komst van de Europeanen vanaf 1492. Jagers-verzamelaars leven blijkbaar lang niet altijd 'onderweg' maar spenderen soms grote delen van het jaar op één plek. Sommige gebieden waren vroeger zo rijk aan voedsel dat de bewoning (semi-)permanent werd. Zonder dat mensen meteen boeren werden overigens. Er zijn nederzettingen in Oekraïne teruggevonden waar duizenden mensen in stenen huizen woonden zonder ook maar een spoor van landbouw. Veel stammen hadden waarschijnlijk een ritme waarbij ze in de winter rondtrokken in kleine groepen, wanneer het voedsel schaars was, en kwamen vervolgens iedere zomer bij elkaar met honderden individuen of meer wanneer het voedsel in overvloed was. Zo was de zomer een gelegenheid voor culturele festiviteiten, de uitwisseling van partners, politieke experimentatie, kortom een tijdelijk intense samenkomst van mensen. Dit broeide in mijn fantasie en ik kon The Dawn of Everything niet neerleggen. Hoe zou zo'n bijeenkomst in zijn werk gaan? Wat voor wilde feesten konden er wel niet geweest zijn in het diepe verleden? Er is in Europa geen groot 'feestterrein' teruggevonden uit de IJstijd, maar dat zegt niets. Door 30.000 jaar aan geologisch geweld kan er van zo'n bijeenkomst geen spoor meer overblijven. Bedenk je maar eens dat de kustlijn van Europa voor de IJstijd vaak 100 meter lager lag dan nu. Een grote hap van Zuid-Frankrijk ligt momenteel onder water, waar er eerst bewoonbaar gebied was. Het feestterrein kan dus voor de kust van Nice liggen, of compleet zijn vernietigd. Of we hebben het gewoon nog niet gevonden. Kortom, de prehistorie was nog nooit zo intrigerend, en door de rijke kennis van The Dawn of Everything had ik een theoretisch frame gekregen om een verhaal te vertellen. Ik was overtuigd: ik moest en zou een epische film in de steentijd gaan maken. Een verhaal groeide over een jonge jager die gewond raakt aan zijn schouder en zo niet meer kon jagen. Hij zou zichzelf opnieuw uitvinden als verhalenverteller, tekenaar en sjamaan, en het pad daarheen voltooien tijdens de grote bijeenkomst van de zomer.

Een grote studiofilm maken is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Ik was met volle moed aan het filmscript begonnen, maar ik kwam er wel achter dat een studio niet zomaar miljoenen neerlegt wanneer je een idee instuurt (en soms laten ze je niet eens zelf wat insturen). Toen gaf Freek (waar ik al filmpjes mee maakte op de middelbare school en die nu regisseert bij o.a. Het Klokhuis) me de gouden tip: waarom maak je niet eerst een korte film? Dan is het behapbaar, en kun je oefenen met alle concepten. Met een klein budget en niet te veel cast & crew. Dan is het allemaal zelf te doen, een opstapje naar wat groters. Zo werd mijn droom haalbaar, de eerste stappen konden worden gezet. Plannetjes gingen zich al snel vormen en ik haalde ontzettend veel plezier uit het opzetten van deze film. Een korter, veel simpeler verhaal ging zich naar het short film format voegen. Ik benaderde een tiental archeologen, die me hele epistels met adviezen teruggaven, en schreef notitieboeken vol met ideeën. Regelmatig koffie doen bij Freek. Ik kreeg door dat er ontzettend veel moest gebeuren, maar ik wist het behapbaar te houden door als volgt te werk te gaan. Ik maakte een lijst van dingen die uiteindelijk moesten worden geregeld en vroeg dan aan mezelf "Wat is nou het meest moeilijke? En wat heb ik echt nodig voor ik weer door kan met andere dingen?" Een van de eerste moeilijke dingen was bijvoorbeeld een grot vinden. Heb jij een grot thuis die ik kan gebruiken? Nee, ik ook niet, maar het zou toch wel heel gaaf zijn om een film over een grottekening echt in een grot te kunnen maken. De beheerders van de mergelgrotten in Limburg stonden, op z'n zachtst gezegd, niet bepaald open voor een filmproject als de mijne. Frankrijk of Duitsland zou waarschijnlijk te ver zijn, en daar zijn de grotten ook niet voor het oprapen of zo. Maar via mijn opa trof ik toen een ontzettend vriendelijke archeoloog, Jeroen Snelten. Hij had niet alleen goede adviezen in het algemeen, hij wist ook nog wel een verlaten mergelgrot in België waar we zonder problemen zouden kunnen filmen. En inderdaad, we bezochten de grot met mijn vader, en de grot was verlaten, had de juiste vorm, de goeie wanden. En er komt bijna niemand.

Zo is de film stap voor stap gegroeid, en nu zitten we in de crowdfunding en is de eerste opnamedag al over een maand. Ontzettend spannend allemaal en ongelofelijk dat het allemaal is gelukt tot zover. Nu nog de draaidagen!! Als je tot hier hebt gelezen, super bedankt voor je donatie, en ik hoop je te zien op de première!

5 April 2024